De incidentie van maligniteiten bij patiënten met een operatief behandeld aneurysma aortae abdominalis.


S.L. Sayed, I Thomassen, A Rijbroek

Vrijdag 25 november 2016

12:00 - 12:12u in CineMec 1

Categorieën: Vaatchirurgie

Parallel sessie: V02 Vrije voordrachten: Vaatchirurgie/Trauma


Introductie

Bij operatieve behandeling van het aneurysma aortae abdominalis (AAA) wordt rekening gehouden met de comorbiditeit en levensverwachting van de patiënt. Naast leeftijd, cardiale, pulmonale en renale factoren van de patiënt is er relatief weinig bekend over het voorkomen van maligniteiten bij patiënten met een AAA (literatuur 9%). Het doel van deze studie is het analyseren hoe vaak een synchrone maligniteit of een maligniteit in het verleden voorkomt, bij patiënten die geopereerd werden in verband met een AAA en wat het effect hiervan is op de 1-jaarsoverleving.

 

Methode

Er werd retrospectief data verzameld van alle patiënten die in 2014 en 2015 werden geopereerd aan een AAA. Geëvalueerd werden maligniteiten in de voorgeschiedenis of synchroon aan het AAA. Variabelen die werden onderzocht waren ; geslacht, leeftijd, benadering van operatie (open/endovasculair), planning (acuut/electief), diameter, type maligniteit, 1 jaarsoverleving. Hierop werden chi2, t-test en Kaplan-Meijer analyses uitgevoerd.

 

Resultaten

183 Geopereerde AAA-patiënten werden geanalyseerd waarvan er 27 (15%) een maligniteit in de voorgeschiedenis hadden en 21 (11%) een maligniteit synchroon aan het AAA. In 15 gevallen (71% van patiënten met maligniteit synchroon aan het AAA) was het AAA een toevalsbevinding bij een reeds ontdekte maligniteit; meest voorkomend waren het colorectaalcarcinoom, urotheelcelcarcinoom, non-hodgkin lymfoom en longcarcinoom. De maligniteit was een toevalsbevinding bij het AAA in 6 gevallen (29%); hierbij waren meest voorkomend het urotheelcelcarcinoom, colorectaalcarcinoom en longcarcinoom. De 1-jaars overleving van patiënten zonder maligniteit was 89%, patienten met maligniteit in voorgeschiedenis 89% en patiënten met synchrone maligniteit 86%.

 

Conclusie

Concluderend is er een hoge incidentie van maligniteiten bij patiënten die geopereerd worden aan een AAA Hierbij wordt in ruim 2/3 van de gevallen het AAA secundair ontdekt in de workup van de maligniteit, in 1/3 van de gevallen werd de maligniteit secundair aan het AAA ontdekt. Mogelijk door verbeterde preoperatieve beeldvorming lijkt de incidentie hoger dan vroeger. Discussie is of patiënten met een AAA gescreend moeten worden op een maligniteit. In deze serie heeft een synchrone maligniteit geen invloed op de overleving na 1 jaar, doch langere follow-up is nodig.